Rumi staart Gwi-Ma recht in de ogen, de twee verstijfd in een moment van stille spanning. Een dieproze licht verlicht de scène en geeft hun confrontatie een bijna surrealistische sfeer. Gwi-Ma's gezicht, getint met blauw en schaduw, leunt met een dreigende intensiteit naar haar toe. Rumi, haar ogen wijd open, lijkt zowel verrast als vastberaden. Haar uitgestrekte hand raakt de borst van de demon nauwelijks aan, alsof ze hem wil stoppen of aanvoelen. Het contrast tussen hun emoties creëert een elektrische sfeer, zwevend tussen gevaar en fascinatie.