Het is winter, het sneeuwt. De eenhoorn loopt zachtjes in de sneeuw. Zijn vacht glanst in het koude licht. Sneeuwvlokken landen op haar kleurrijke manen. Ze blaast stoom in de ijskoude lucht. Om haar heen is het bos stil. Zijn hoeven laten sprankelende sporen achter. Ze stopt bij een bevroren meer. De reflectie verlicht het sprankelende ijs.